Psalms 15

1) tent?

Versta, Gods huis, of zijne kerk, zo strijdende op aarde, als in den hemel triomferende, afgebeeld door den tabernakel en den berg Zion. Zie Ps. 2:6.

Ps 2.6
2) oprecht

Zie Gen. 6:9.

Ge 6.9

3) met zijn hart

Dat is, van harte, gelijk wij gemeenlijk zeggen. Anders, die de waarheid spreekt in zijn hart; dat is, niets dan vroomheid en getrouwheid bij zichzelven denkt en voorneemt. Verg. boven, Ps. 10:6.

Ps 10.6
4) opneemt

Versta, in den mond, of op de lippen. Verg. onder Ps. 16:4, dit kan men verstaan zo van eerst uitgeven, als van het aannemen en verspreiden der lasteringen, die van anderen zijn uit gestrooid. Zie Exod. 23:1; Lev. 19:16; Ps. 69:8; Ezech. 36:15.

Ps 16.4 Ex 23.1 Le 19.16 Ps 69.7 Eze 36.15
5) verworpene

Die vanwege zijn goddelozen wandel met recht van alle vromen verworpen wordt.

6) schade,

Hebr. eigenlijk, tot kwaad, of tot kwaad doen; dat is, waardoor hij zichzelven zou beschadigen. De zin is: Al merkt hij dat zijn gedane eed hem schadelijk zal zijn, zo wederroept hij dien nochtans niet, liever schade willende lijden dan een rechtmatigen eed, bij God gedaan, verbreken. Anders, heeft hij [zijnen] naaste gezworen, zo verandert hij niet.

7) woeker,

Zie Lev. 25:36.

Le 25.36

8) wankelen

Of, vervallen, verschoven, verzet, verstoten worden; te weten, uit den stand der gelukzaligheid; dat is, hij zal in eeuwigheid niet verloren gaan, gelijk de Heere Christus spreekt Joh. 10:28, Verg. Ps. 10:6, en Ps. 16:8, en Ps. 21:8, en Ps. 55:23, en Ps. 62:3, verg. met Ps. 62:7, aldaar, en Ps. 66:9; Spreuk. 10:25, enz.

Joh 10.28 Ps 10.6 16.8 21.7 55.22 62.2,6 66.9 Pr 10.25
Copyright information for DutKant